De stelling van Utrecht is, als onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, in de 19e eeuw gebouwd. Bij oorlogsdreiging werd het gebied rondom Utrecht onder water gezet: inundatie. Tot kniehoogte, zodat de vijandelijke troepen met hun paarden en kanonnen vast liepen in de modder. Op hoger gelegen plekken, die niet onder water konden worden gezet, werden forten gebouwd. Forten beschermen ook belangrijke wegen en spoorlijnen en zorgden ervoor da de inundatie sluizen niet in handen van de vijand zouden vallen. Rond 1820 werden de eerste forten rondom Utrecht aangelegd:
Fort aan de Klop 1819 - 1821
Fort de Gagel 1819 - 1821
Fort Blauwkapel 1818 - 1821
Fort de Bilt 1816 - 1821
Fort Vossegat 1817 - 1819
vier Lunetten op de Houtense vlakte 1819 - 1821
moesten de stad verdedigen. Maar omdat de reikwijdte van het geschut toenam werd er later een - tweede kring van forten om de stad gebouw -
Werk te Maarseveen 1880 - 1881
Fort Ruigenhoek 1869 - 1870
Fort Voordorp 1869 - 1870
Fort Hoofddijk 1877 - 1879
Fort Rijnauwen 1868 - 1871
Fort Vechten 1867 - 1870
Fort 't Hemeltje 1877 - 1881
Op de forten verrezen bomvrije wachthuizen van zwaar metselwerk en met een dikke laag aarde erop zodat ze bestand waren tegen projectielen uit die tijd. In de loop van de 19e en 20se eeuw werden de forten regelmatig aangepast aan de moderne wapens en aanvalsmethoden. Vlak voor de Tweede Wereldoorlog, werden er nog groepsschuilplaatsen e kazematten van gewapend beton gebouwd om de Waterlinie bij de tijd te brengen. Maar bij de Duitse aanval op Nederland, meidagen van 140 bleek de Waterlinie door de tijd achterhaald. Na de tweede wereldoorlog, toen de Waterlinie eigenlijk geen functie meer had, werd het onderhoud verwaarloosd en raakten veel forten in verval. Pas aan het einde van de 20e eeuw nam de belangstelling voor de Waterlinie en zijn bijzondere terreinen en gebouwen weer toe. Het Rijk droeg forten over aan gemeenten, Staatsbosbeheer, de provinciale landschappen en soms ook aan particulieren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten